Zo gebruik je leestekens

Je zet er een punt achter. Gebruikt een komma, of je doet het zo: leestekens zijn een belangrijk onderdeel van iedere zin. Maar wanneer gebruik je nou de komma, de puntkomma of misschien wel een dubbele punt?

Een rustpunt in je tekst

Zet er een punt achter

Aan het einde van iedere zin gebruik je een punt. Eigenlijk is een punt niets meer dan een pauze in je betoog. En wel: de langste pauze. Je hoort het ook als je leest (hardop of in gedachte) want aan het einde van de zin sluit je de zin al af door een lagere toon te gebruiken, zo weet je of de zin eindigt.

De komma, een kortere pauze

De komma is een pauze ergens middenin een zin. Hij duurt minder lang dan een punt, maar geeft toch een rustpunt waar nodig. Er zijn geen vaste regels voor het gebruik van deze ingelaste pauze, je zult hem zelf moeten horen in de zin. Een handig foefje hierbij is: lees de zin hardop, meestal hoor je de pauze dan vanzelf al.

Er zijn ook ongeschreven ‘taalregels’, momenten waarop iedereen het eens is dat een pauze op zijn plaats is. Dit zijn er een paar:

  • Bij een opsomming: ‘Hij had niet een, niet twee, maar wel drie telefoons op zak.’
  • Bij meerdere bijvoeglijke naamwoorden: ‘Het was een dik, oud, stoffig boek.’
  • Bij die heerlijke tangcontructies, oftewel een uitbreidende bijzin: ‘Gerrit, die ook wel Gerrit Poepenerrit wordt genoemd, legde al snel het bijltje erbij neer.’
  • Na een aanhef: ‘Beste medewerker,’. Of een slotgroet: ‘Met vriendelijke groet,’.
  • Wanneer je iemand aanspreekt: ‘Simone, wil jij het concept verder uitwerken?’, ‘Luister, gast, dit slaat natuurlijk nergens op.’

Vóór voegwoorden, voeg je een komma toe

Dit zijn hoewel, omdat, zodat, opdat, indien, maar, aangezien en terwijl.

– Ik ga naar het strand, omdat ik het daar zo fijn vind.

– Ik begrijp het wel, maar ik snap het niet.

Gebruik je dat, dan gebruik je geen komma.

Niet te lang; niet te kort

De puntkomma. De puntkomma is een pauze korter dan een punt, maar langer dan een komma. Eigenlijk gaat het om twee complete zinnen die zo nauw met elkaar verbonden zijn dat je ze het beste aan elkaar kunt plakken, enter: de puntkomma.

Om de twee zelfstandige zinnen aan elkaar te verbinden kun je dus gebruik maken van de pauze van de puntkomma.

  • Het is heerlijk weer vandaag; vooral het briesje geniet ik van.
  • Je moet wel doen wat hij zegt; dat komt je alleen maar ten goede.

De puntkomma kun je vaak ook herkennen aan zijn ritme. Bij een komma zou de toon aan het einde van zin omhoog gaan; is een puntkomma meer op zijn plaats, dan gaat de toon/melodie juist omlaag.

Hier volgt een opsomming:

Volgt er een opsomming, een uitleg of een citaat? Dan gebruik je een dubbele punt.

  • Voor een grondige schoonmaak heb je maar drie dingen nodig: soda, azijn en citroen voor een lekker geurtje.
  • De leraar zei: “Zeg, jongeman, wil jij weleens even opletten!”

Na de dubbele punt volgt geen hoofdletter, tenzij het een hoofdletterwoord is zoals een naam, plaats of bij een citaat.

Kies zorgvuldig het rustpunt in je tekst en je zinnen krijgen een mooi ritme en je schrijft wat je ook daadwerkelijk zeggen wil. Twijfel je? Lees dan hardop en je zult snel genoeg horen waar je je leestekens moet plaatsen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *