Je bent een zeur als je praat in je slaap, zo blijkt uit onderzoek. De praatgraage slaper laat zich vooral negatief uit in de duistere uurtjes. Deze nachtzeurders maken veelal gebruik van negatieve woorden waarvan ‘nee’ met stip op nummer één staat.
Negatieve slaappraatjes
Verder blijkt dat ongeveer 24% van de slaappraatjes negatief is, 22% onbeleefde opmerkingen zijn en 10% van de nachtbrabbelaars vloekt in hun slaap. En dan richten zij zich het liefst op iets of iemand, ook al ligt er niemand.
Deze gevechten in de nacht worden dan ook niet zozeer gevoerd met een onschuldig persoon dat naast je ligt, nee, slaapschelden doe je tegen je eigen dromen. Een soort schaduwboksen, zeg maar. Met minder kans op een blauw oog.
Hoe denken we in dromenland?
En daar zit hem de truc, zo lazen we in Live Science. In je dromen bereid je je voor op wat er komen gaat, je schetst mogelijke scenario’s en alles wat je dwarszit of waar je zenuwachtig voor bent passeert de revue. Dit wordt ook wel ‘Threat Simulation Theory’ genoemd.
Dat we zeer creatief zijn tijdens de slaap is al langer bekend. We zijn namelijk uitstekend in staat om problemen op te lossen en out of the box te denken in dromenland.
Deirdre Barrett, psychologe aan de Harvard University in New York, noemt het ‘extra thinking time waarin we in potentie ieder probleem kunnen oplossen, omdat onze dromen ervoor zorgen dat we visueler en makkelijker associëren.‘
De nachtelijke bekvecht vocabulaire
Blijkbaar vinden we ‘nee’ zeggen tegen een gevisualiseerd persoon eenvoudiger dan eentje in levende lijve. En ook f*ck blijkt een favoriet in de nachtelijke bekvecht vocabulaire. Maar aan de grammatica daarentegen wordt niet gesjoemeld. We schelden correct, verstaanbaar en oplossingsgericht.
Dus zeuren in de slaap heeft zo zijn voordelen. Je mag dan slaapschelden of nachtvloeken, in werkelijkheid los je problemen op in een random samengestelde droomwereld met beelden van alles wat je hebt gezien en geassocieerd die dag, samengebracht in een alfabetsoep waarin de letters n e e iets te veel vertegenwoordigd zijn. Dat heet nog eens productief zaniken. En niemand die er last van heeft.